Subnetting verdeelt grotere IP-netwerken in kleinere, beter beheersbare segmenten. Deze indeling verbetert de netwerkbeveiliging, optimaliseert prestaties en maakt een efficiëntere toewijzing van IP-adressen mogelijk. Denk aan subnetting als het opdelen van een groot kantoorgebouw in afdelingen – elk krijgt zijn eigen ruimte maar blijft deel van het geheel.
Waarom zou ik mijn netwerk subnetten?
Systemen isoleren en het verkeer tussen netwerksegmenten controleren
Broadcastverkeer en netwerkcongestie verminderen
Apparaten logisch groeperen op functie, afdeling of locatie
IP-adressen efficiënt toewijzen op basis van werkelijke behoeften
Probleemoplossing vereenvoudigen en toegangscontroles implementeren
CIDR staat voor Classless Inter-Domain Routing.
| CIDR | Subnetmasker | Bruikbare IP’s | Typisch gebruik |
|---|---|---|---|
/32 |
255.255.255.255 | 1 | Enkele host (loopback, point-to-point) |
/30 |
255.255.255.252 | 2 | Point-to-point links (routerverbindingen) |
/24 |
255.255.255.0 | 254 | Typisch LAN / klein kantoor |
/16 |
255.255.0.0 | 65,534 | Groot bedrijfsnetwerk |
/8 |
255.0.0.0 | 16,777,214 | ISP-ranges / zeer grote netwerken |
Houd rekening met deze factoren bij het kiezen van je subnetgrootte:
1. Huidig aantal apparaten dat je moet ondersteunen
2. Verwachte groei in de komende 2-3 jaar (vermenigvuldig de huidige behoefte met 1,5-2x)
3. Netwerksegmentatie-eisen (beveiligingszones, afdelingen, enz.)
4. Gereserveerde adressen voor netwerkinfrastructuur (routers, switches, enz.)
Bijvoorbeeld, als je momenteel 100 apparaten hebt en 50% groei verwacht, kies dan een /24-subnet (254 bruikbare adressen) in plaats van een /25 (126 adressen).
Hoewel beide maskers helpen de netwerkgrenzen te definiëren, dienen ze verschillende doelen:
Subnetmaskers gebruiken enen voor netwerkbits en nullen voor hostbits (bijv. 255.255.255.0) Wildcardmaskers zijn het tegenovergestelde, gebruiken nullen voor netwerkbits en enen voor hostbits (bijv. 0.0.0.255)
Wildcardmaskers worden voornamelijk gebruikt in ACL’s (Access Control Lists) en routerconfiguraties om te specificeren welke bits exact moeten overeenkomen en welke kunnen variëren.
Volg deze best practices om IP-conflicten te voorkomen:
Ja, maar alleen als ze aaneengesloten en correct uitgelijnd zijn.
Bijvoorbeeld: Twee /25-netwerken (192.168.1.0/25 en 192.168.1.128/25) kunnen worden gecombineerd tot één /24
1. De netwerken moeten hetzelfde bovenliggende netwerk delen
2. Alle IP-adressen moeten opnieuw worden genummerd tijdens de consolidatie
3. Plan je initiële subnetting zorgvuldig om de behoefte aan toekomstige consolidatie te minimaliseren.
Reserveer altijd deze adressen in je planning:
1. Netwerkadres (het eerste adres in het bereik)
2. Broadcastadres (het laatste adres in het bereik)
3. Gatewayadres (meestal het eerste of laatste bruikbare adres)
4. Belangrijke infrastructuur (DHCP-servers, DNS-servers)
5. Beheeradressen voor netwerkapparatuur
.svg)
.svg)
.webp)
